De meeste specialisten hoogbegaafdheid kennen de zes profielen van begaafdheid. Ze worden ook de Betts & Neihart profielen genoemd. Betts & Neihart zijn de auteurs van deze profielen. In onze basisopleiding gaan we zowel met casuïstiek als met een spel aan de slag om deze profielen van hoogbegaafdheid te herkennen.
Waarom is dit een praktisch document? Het verbreedt je horizon en dus je kijk op hoogbegaafdheid. Het begaafde profiel wordt in dit document op zes verschillende wijze beschreven. Betts & Neihart geven de volgende namen aan de profielen door middel van het beschrijven van onder andere behoeftes, gevoelens en gedrag:
- Zelfsturend autonoom
- Aangepast succesvol
- Uitdagend creatief
- Onderduikend
- Dubbel bijzonder
- Risicoleerling (drop-out)
Nu besteden we in onze opleiding ook aandacht aan ‘goed signaleren’. Wij geven aan dat het dan van belang is om kennis te hebben van hoogbegaafdheid, meerdere bronnen te gebruiken én informatie uit meerdere settings (omgevingen) te gebruiken. Het kennen van de zes profielen van begaafdheid is bijvoorbeeld een deel van de bruikbare kennis om goed te signaleren. Ook vragen we je je oordeel niet te baseren op één bron, maar gebruik te maken van meerdere bronnen bijvoorbeeld observaties, gesprekken, testen en/of toetsen.
Maar wat is dan nog het belang van informatie uit meerdere settings te gebruiken om goed te signaleren?
Laten we dit eens verdiepend en nieuwsgierig onderzoeken.
Een veel gehoord geluid bij het signaleren in de praktijk klinkt vaak als volgt:
Leerkracht: ‘Nou, ik zie het niet hoor, dat zij hoogbegaafd is. Ik zie een gewoon kind in de groep, niks bijzonders. Ze doet lekker mee. Ouders zeggen dat zij thuis ontploft en het op school saai vindt. Dat zij thuis de regels ter discussie stelt, opkomt voor haar mening en heel creatief is. Maar dat is niet zo; ze is rustig en doet wat de andere kinderen ook doen.’
Wie heeft er nu gelijk? De ouders of de leerkracht? Wat zijn nu de juiste eigenschappen van dit meisje? Zou het kunnen dat de ouders en de leerkracht gelijk hebben? Of hebben ze allebei ongelijk?
Wat ik een meer verdiepende vraag vind: hoe komt het dat we in eerste instantie uitgaan van het feit dat er overeenstemming moet komen over wie dat meisje is: welk profiel (of label) zij is? Zou het niet veel logischer zijn, dat dit meisje veel meer is dan één profiel?
Deze laatste vraag wil ik graag helder maken.
In onze volwassen wereld gaan wij ervan uit dat ieder mens meer dan één profiel is. Daar vinden wij het heel duidelijk.
Bijvoorbeeld: je bent een mens, je bent een leerkracht, een collega, een partner van iemand, een moeder, een dochter, een zus, een muzikant, een avonturier, een dyslect en een student. Is je gedrag als leerkracht exact hetzelfde als je gedrag als partner of je gedrag als avonturier op reis? Zou het kunnen dat je op je werk anders wordt gezien, dan thuis door je partner? En wat als het werk je niet meer interesseert of je hebt daar een conflict, zou je gedrag dan nog meer kunnen afwijken van wat je thuis bent/doet of op reis bent/doet?
Je ziet volop volwassen profielen die op het werk (heel) anders zijn dan thuis. Dit is en vinden we normaal.
Maar zodra we het profielen van kinderen gaan bespreken, dan hebben we de neiging om te komen tot één profiel. Als een kind op school dan toch een ander profiel toont ten opzichte van thuis, dan is onze tweede neiging om één setting als ‘niet goed’ te beoordelen.
Is het niet logisch om ook kinderen te zien als meer profielen? Bijvoorbeeld: het kind is een mens, een leerling, een vriendin, een dochter, een zus, een muzikant, een dyslect, een avonturier en een toverfee of brandweervrouw. Is het gedrag van een leerling nu altijd hetzelfde als het gedrag van een dochter? Zou het kunnen dat het gedrag als leerling anders is dan het gedrag als dochter? En wat als het schoolwerk niet meer interessant is of je hebt een conflict op school, zou het gedrag dan nog meer kunnen afwijken van wat het kind thuis is/doet of op reis is/doet?
Het lijkt mij meer logisch én een natuurlijk gegeven om te beseffen dat je altijd moet uitgaan van meerdere profielen tegelijk bij elk kind, bij elk mens. Het is aan te raden om (onmiddellijk) te stoppen met te denken in één profiel. Het is ook aan te raden om (onmiddellijk) te stoppen met het zoeken van bewijs dat jij de ander wel kan beschrijven tot één specifiek profiel. Dit is per definitie niet waar. Nooit.
De profielen worden een vaak repeterend en beperkend verhaal. Die verhalenmakerij is een onjuist gebruik van de profielen. Daar zijn de profielen niet voor bedoeld.
Zo dat scheelt meteen een hoop gesprekken met collega’s of ouders, toch? We kunnen stoppen met analyses te maken over welk profiel het kind is. Er is nooit één profiel te vinden.
Hoeveel profielen zijn er dan bij een kind? Wat denk je: twee, drie, tien, twintig of honderd?
Als je aan de slag wilt met talentontwikkeling dan stel ik voor om even voor het gemak uit te gaan van duizend profielen van begaafdheid in één kind. Dat maakt ons bescheiden in ons oordeel over een leerling en opent onze ogen voor het zien van potentieel: de profielen die we al kunnen zien én die we nóg niet kunnen zien. Het is allemaal aanwezig in dat ene kind. Prachtig toch?
Wacht Sonja, nu ga je te snel.
Wat bedoel je met die verhalenmakerij waar de profielen niet voor zijn bedoeld? En ben je helemaal gek geworden, ik heb al 30 profielen in mijn groep waar ik rekening mee moet houden. Dat ga ik toch niet met 1.000 vermenigvuldigen?
Laat ik proberen dit te verhelderen met woorden.
De profielen van begaafdheid zijn niet bedoeld om leerlingen in een profiel te plaatsen. We wéten dat mensen niet in één hokje passen. Kunnen we dit ook zien voor leerlingen? Ons intellectueel snapt dit, maar ons voelen en handelen doet in de praktijk nogal eens wat anders.
De profielen van begaafdheid zijn er om een beperkte blik (en handelen) op de werkelijkheid uit te dagen: ze laten je zien dat je los mag komen van één profiel van begaafdheid. De zes profielen van begaafdheid zijn een vereenvoudiging van de werkelijkheid: de werkelijkheid is meer dan één profiel (leer dit) en we laten zes voorbeelden zien (maar niet alle mogelijkheden). Dat is het inzicht wat je mag krijgen van de profielen. Ga er dus niet zes hokjes van maken en deze zes hokjes als de werkelijkheid zien, waar je vervolgens kinderen in gaat stoppen.
De werkelijkheid is een oneindig aantal profielen en voor een vereenvoudiging van de werkelijkheid maak ik 1.000 profielen van begaafdheid van. We gaan bij 1.000 profielen van begaafdheid namelijk niet meer de moeite nemen om uit te zoeken in welk hokje de leerling past. Dan laten we dat wel los en blijven we bij het verkregen inzicht dat onze kijk, in een moment, binnen een bepaalde setting, met een specifiek onderwijsaanbod slechts één zichtbare versie is van het kind.
Als we vastlopen in discussie wie of wat een leerling is, dan is dit inzicht verhelderend. Er is even niks anders nodig dan dit inzicht. Het is niet alleen (intellectueel) weten maar ook echt geloven (voel je dit) dat een leerling meer is, dan die ene versie die jij hebt gezien of bedacht.
Het verhaal dat wij bedenken en verwoorden is zelfs nooit alles wat jij van het kind hebt gezien. Eén aspect maakt dit vaak helder: het verhaal dat je vertelt over een leerling is vaak negatief, zorgelijk en gericht op iets beter maken. Je besteed veel minder tijd aan verhalen die positief, optimistisch en gericht zijn op genieten van wat er al is. Het lijkt erop dat daar niks te doen is. Dit is onze conditionering. Maar wat als aan die andere kant van het verhaal nu juist zoveel te doen en te beleven is? Zouden we een pilot kunnen doen om 6 weken lang alleen deze verhalen te herhalen en te delen van alle leerlingen? Wat zou er dan ontstaan? Protesteert je brein dat dit echt niet kan en risico’s heeft? Of ervaar je lol en plezier om dit gewoon te doen?
En nu praktisch.
Wees de komende periode eens nieuwsgierig naar je eigen gedachten en verhalen over leerlingen die je deelt met anderen (of in je hoofd afspelen). Lukt het je om even een pauze te maken tussen jouw verhaal en een ander te overtuigen van jouw verhaal? Gewoon een pauze waar je niet bezig bent met bewijs zoeken van jouw gelijk. De pauze kan een paar minuten zijn, maar ook een dag of meerdere dagen voor je verder gaat met het verhaal. Wat bracht dat pauze moment voor je? Kwam er wijsheid in je op? Verdwenen er delen van het probleem als sneeuw voor de zon? Ontdekte je nog iets nieuws?
Als je dit interessant vindt, dan zou het kunnen dat onze vervolgopleiding rolversterking specialist hoogbegaafdheid iets voor jou is. Vraag ons gerust naar meer informatie.
We vinden het fijn als je onze blogs deelt. Voor veel blogs hebben we een PDF gemaakt. Je kunt dit dan downloaden en delen: de bronvermelding staat daarin.
Let op: wij hebben dyslexie en je wordt in onze teksten dus met onze imperfectie geconfronteerd 🙂 . We kiezen voor gratis veel leesvoer maken zonder extra kosten.
Niks missen?
Het is fijn als passend onderwijs ook voor (hoog)begaafde leerlingen wordt gerealiseerd. Wij zetten ons daarvoor in. We delen elke 2 weken gratis een blog met een cadeautje.Wil je niks missen? Schrijf je in voor onze inspiratiemails.