Voor een deel van de doelgroep hoogbegaafde leerlingen is de reguliere klas niet toereikend. Het compacte en verrijkte werk voldoet nog niet aan hun onderwijsbehoeftes en leerdoelen. Een plusklas kan dan een uitkomst zijn. Maar wie mag er in de Plusklas?

Voor de zomervakantie kreeg ik een vraag van een school. De school heeft een Plusklas maar ze willen graag een volgende stap maken om het beter te laten lopen. Zij hadden de volgende vragen:

  • Hoe gaan we nu de juiste leerlingen signaleren voor de plusklas?
  • Hoe ziet een goed onderwijsprogramma eruit in een plusklas?
  • Hoe maken we een goede transfer naar het werken in de groep?

En deze vragen horen we vaker. Dus het leek ons wel nuttig om een paar van de meest gestelde vragen over de plusklas te beantwoorden. Er zijn natuurlijk nog veel meer vragen te beantwoorden, maar dan wordt het blog te lang. Als je meer wilt weten: volg dan onze inspiratiemails (je kunt jezelf hieronder inschrijven) of onze (online) opleidingsmodules.

Wat is een plusklas eigenlijk?

Een plusklas is een organisatievorm van onderwijs voor een specifiek aangewezen doelgroep leerlingen met specifiek aangewezen leerdoelen en/of onderwijsbehoeftes, waarvoor een deel van het curriculum van deze leerlingen buiten de reguliere klas plaatsvindt. De doelgroep, de leerdoelen en onderwijsbehoeftes worden geformuleerd in het schoolbeleid om passend onderwijs te realiseren voor de doelgroep. Een belangrijke en vaak ook een noodzakelijke onderwijsbehoefte van hoogbegaafde leerlingen is het treffen van ontwikkelingsgelijken en gelijkgestemden. Daar is de plusklas ook zeker geschikt voor.

De diversiteit van plusklassen in Nederland is groot wat betreft de geboden inhoud, de wijze van organisatie en de deelnemende leerlingen. Er zijn plusklassen van twaalf leerlingen tot en met dertig leerlingen. Er zijn plusklassen van 20 minuten eens per twee weken en plusklassen van elke week 3 uur voor één groep. Er zijn plusklassen met en zonder een gespecialiseerde leerkracht.

De organisatie heeft meteen gevolgen voor de inhoud en mogelijkheden die je kunt bieden qua onderwijs voor deze leerlingen.Ik zie regelmatig plusklassen geheel stoppen of de plusklas wordt beperkt in mogelijkheden. Vaak is de vraag groter dan de beschikbare financiële middelen. Als ik hoor dat er 20 minuten plusklas wordt gegeven aan een groep van 20 leerlingen eens in de twee weken, dan twijfel ik sterk aan de toegevoegde waarde.

Ik zie in de praktijk een goed effect bij plusklassen met de volgende voorwaarden:

  • minimaal 8 en maximaal 12 tot 15 leerlingen per groep;
  • 1x per week 3 uur per groep;
  • leerkracht met specialisatie hoogbegaafdheid;
  • actief beschreven en uitgevoerd schoolbeleid hoogbegaafdheid, waarvan de plusklas een onderdeel uitmaakt in de werkwijze van het realiseren van passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen;
  • continuïteit van scholing van het schoolteam over hoogbegaafdheid (koppeling reguliere klas en plusklas).

De doelgroep leerlingen van de plusklas wordt door schoolbeleid vastgesteld.

Welke leerlingen nemen deel in de plusklas?

De doelgroep wordt in ieder geval als volgt bepaald:

  1. Er wordt bepaald voor welke doelgroep leerlingen het curriculum compact en verrijkt wordt om passend onderwijs te realiseren, hierdoor krijgen bepaalde leerlingen een andere leerlijn: differentiatie aan de bovenkant. Hiermee ontstaan de eerste selectiecriteria.
  2. Voor een deel van deze doelgroep is de reguliere klas niet toereikend. Het compacte en verrijkte werk voldoet nog niet aan hun onderwijsbehoeftes en leerdoelen.

Deze leerdoelen en onderwijsbehoeftes kunnen mogelijk wel gerealiseerd worden in een andere wijze van organisatie van onderwijs bijvoorbeeld de plusklas en deze leerdoelen en onderwijsbehoeftes worden dan de aanvullende selectiecriteria voor leerlingen die mogen deelnemen aan de plusklas. Veel voorkomende selectiecriteria voor de plusklas staan hieronder beschreven.

De eerste zes criteria behoren tot de doelgroep van het beleid en de laatste twee criteria worden toegevoegd voor de plusklas:

  1. De leerling zit in groep 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 of 8 van primair onderwijs.
  2. Niet verplicht: IQ is 130 of meer, inclusief een gedegen analyse van een psycholoog of orthopedagoog (bij voorkeur inclusief specialisatie hoogbegaafdheid).
  3. Score LOVS-toetsen I of II score rekenen en begrijpend lezen. Let op: indien helder is dat de leerling behoort tot het onderduikend begaafdheidsprofiel dan zijn de scores van ondergeschikt belang.
  4. Methodegebonden toetsen: 80% of meer goed van elke opgave. Let op: indien helder is dat de leerling behoort tot het onderduikend begaafdheidsprofiel dan zijn de scores van ondergeschikt belang.
  5. Geen aantoonbaar ernstige gedragsproblemen en/of ontwikkelingsstoornissen. De leerling behoort tot één van de volgende profielen van begaafdheid (Betts & Neihart): zelfsturend autonoom, aangepast succesvol, creatief uitdagend, onderduikend of de twice-exceptional leerling met het leerprobleem dyslexie/dyscalculie.
  6. Aantoonbaar (diagnoses) of een hoog vermoeden van (signalering/vragenlijsten): een hoge creativiteit, hoge taakgerichtheid, een hoge mate van gevoeligheid, perfectionisme, groot rechtvaardigheidsgevoel, een kritische instelling, gedrevenheid, nieuwsgierigheid en autonomie in minimaal één setting (school, thuis en/of bij peers).
  7. Onderwijsbehoefte: leren met ontwikkelingsgelijken en een onderwijsaanbod dat aansluit op het anders denken, anders voelen en de autonomie.
  8. Leerdoelen: de leerling heeft baat bij de vastgestelde leerdoelen in de plusklas.

Welke vier onderwijsbehoeftes zijn essentieel om in te vullen in een plusklas?

De volgende vier onderwijsbehoeftes passen bij de kenmerken van hoogbegaafde leerlingen:

  1. Leren met ontwikkelingsgelijken en ontmoeten van gelijkgestemden: hoogbegaafde leerlingen hebben baat bij homogene groepen voor de intellectuele, sociale en emotionele ontwikkeling. Het is goed voor een realistisch zelfbeeld, het welbevinden, de ontwikkeling van de hoge intelligentie en het komt tegemoet aan hun werkwijze: snel, intens voelend, complex en creatief. Ook hebben zij behoefte aan het sluiten van vriendschappen met gelijkgestemden, die interesses delen.
  2. Ruimte voor de ontwikkeling van het anders denken om de kwaliteiten daarvan verder te ontwikkelen. Het gaat dan om deep level thinking, top down thinking, lateral thinking, caring thinking en visual thinking:
    – topdown: het denken verloopt vanuit het geheel naar de afzonderlijke onderdelen. Je hebt behoefte aan het ‘waarom’ te weten en dan (zelf) te denken over het ‘hoe’.
    – deep level: het denken gaat de diepte in door nieuwsgierig te zoeken naar verbanden, patronen en betekenis. Je hebt behoefte aan open, verdiepende vragen die je motivatie tot het willen weten versterkt.
    – lateral: het denken gaat aan de slag met een probleem door deze op allerlei creatieve wijze te benaderen en op verschillende manieren op te lossen. Je hebt behoefte aan denkruimte als ‘stel dat het wel mogelijk zou zijn’.
    – visual: het denken maakt beelden van de ontvangen informatie. Je hebt behoefte aan verbeelding, het voor je zien, bijvoorbeeld op papier.
    – caring: het denken gebeurt vanuit het hart en de persoonlijkheid. Je hebt behoefte aan persoonlijke, maatschappelijke of zelfs wereldse levenswaarde.
  3. Ruimte voor de ontwikkeling van het anders voelen om de kwaliteiten daarvan verder te ontwikkelen: emotionele gevoeligheid, intellectuele gevoeligheid, imaginaire gevoeligheid, zintuigelijke gevoeligheid en psychomotorische gevoeligheid.
  4. Ruimte voor de eigenschap autonomie: eigen oordelen vellen, eigen afwegingen maken, eigen keuzes maken, (zelf)onderzoekend.

Welke leerdoelen staan centraal in een plusklas?

Het schoolbeleid bepaalt welke leerdoelen in de reguliere klas kunnen worden behandeld en welke een andere onderwijsorganisatie en/of een gespecialiseerde leerkracht vraagt, zoals de plusklas. De leerdoelen zijn in de praktijk dus in elke plusklas verschillend. De leerdoelen kunnen gericht zijn op kennis (vakinhoudelijk) en/of gericht zijn op vaardigheden. De leerdoelen zijn onderdeel van een leerlijn. De leerlijn is onderdeel van het curriculum van de leerling. Het curriculum kan verdiept zijn in bestaande vakken en/of verbreed zijn met nieuwe vakken.

Vaak genoemde leerdoelen in de plusklas zijn gericht op vaardigheden die niet vanzelfsprekend geleerd worden en wel van belang zijn voor het vervolgonderwijs of leven van de leerling (zie ook beschreven voorbeeld onder het plaatje):

Voorbeeld

Een gemiddeld begaafde leerling leert topografie: 25 plaatsen in 20 minuten. Een hoogbegaafde leerling leert topografie: 25 plaatsen in 5 minuten. De gemiddeld begaafde leerling leert een volgehouden aandacht van 20 minuten en de hoogbegaafde leerling leert slechts een volgehouden aandacht van 5 minuten. Dit is onvoldoende voor de hoogbegaafde leerling om het vervolgonderwijs op vwo-niveau te doen.

We vinden het fijn als je onze blogs deelt. Voor veel blogs hebben we een PDF gemaakt. Je kunt dit dan downloaden en delen: de bronvermelding staat daarin.

Let op: wij hebben dyslexie en je wordt in onze teksten dus met onze imperfectie geconfronteerd 🙂 . We kiezen voor gratis veel leesvoer maken zonder extra kosten.

Niks missen?

Het is fijn als passend onderwijs ook voor (hoog)begaafde leerlingen wordt gerealiseerd. Wij zetten ons daarvoor in. We delen elke 2 weken gratis een blog met een cadeautje.Wil je niks missen? Schrijf je in voor onze inspiratiemails.

Heel fijn als je de informatie deelt!