De titel van het blog is een veel gehoord antwoord als ik vraag of een SO of mavo/vmbo-school meedoet met een onderzoek naar passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen. Het antwoord is dan: nee, bij ons zitten ze niet.
Hoogbegaafde mensen kom je overal tegen bijvoorbeeld als muzikant, voetballer, chef-kok, ondernemer, installateur, programmeur, schoonmaker, e-sporter (gamer), streamer, cabaretier, (onderwijs)assistente, secretaresse, thuisblijf-moeder of vader en ook in allerlei wetenschappelijke rollen.
Hoogbegaafde mensen zie je ook in de omstandigheden zoals werkloos, dakloos, verslaafd, thuiszitter, zonder diploma en als (top)crimineel in de gevangenis.
Hoogbegaafde leerlingen vind je op elk schooltype. Het is een bias om te denken dat dit niet zo is. Een bias is een bewuste of onbewuste vooringenomenheid, uitgangspunt of vooroordeel in denken en handelen.
De volgende voorbeelden van vooringenomenheid, uitgangspunten of voordelen kom ik tegen als het gaat over het thema ‘schooltype en hoogbegaafde leerlingen’:
- (Hoog)begaafde leerlingen halen hoge citoscores.
- (Hoog)begaafde leerlingen hebben een vwo-advies.
- (Hoog)begaafde leerlingen gaan naar het vwo of gymnasium en daarna naar de universiteit.
- (Hoog)begaafde leerlingen kunnen goed leren.
- (Hoog)begaafde leerlingen houden van theoretisch onderwijs.
- (Hoog)begaafde leerlingen werken met hun hoofd en niet met hun handen.
- (Hoog)begaafde leerlingen werken zelfstandig, met een goede werkhouding en gemotiveerd.
- (Hoog)begaafde leerlingen halen hoge cijfers.
- (Hoog)begaafde leerlingen zijn goed in alle vakken.
Als je dit rijtje zo leest, denk je vast: nee, dat geldt niet voor alle (hoog)begaafde leerlingen. Toch handelen we hier wel vaak naar in de onderwijspraktijk. We beoordelen leerlingen wel met deze vooringenomenheid, uitgangspunten of vooroordelen.
Leerlingbespreking
Dit ziet er in de praktijk dan zo uit bij de leerlingbespreking.
Is deze leerling hoogbegaafd?
- Nee, dat zie ik niet. De leerling heeft geen bijzondere citoscores.
- Nee, dat zie ik niet. De leerling is praktisch ingesteld, vmbo is meer passend.
- Nee, dat zie ik niet. De leerling heeft geen werkhouding en is niet gemotiveerd.
- Nee, dat zie ik niet. De leerling gaat niks aan en is niet gemotiveerd.
- Nee, dat zie ik niet. De leerling haalt voor één vak goede cijfers. De rest is matig.
- Nee, dat zie ik niet. De leerling staat niet gemiddeld een 7,5. Dus geen toegang tot het talentprogramma.
Hier gaat het mis.
Wat je hier ziet gebeuren is dat de beoordeling of iemand hoogbegaafd is direct gekoppeld wordt aan het gedrag of de prestatie van de leerling zonder enige beoordeling van de omgevingscontext en zonder te realiseren wat hoogbegaafdheid is. Hier zie je dat de beoordeling van een leerling verklaard wordt met mogelijk een vooringenomenheid, uitgangspunt of vooroordeel.
Om een beoordeling te geven heb je in ieder geval nodig:
- Weten wat hoogbegaafdheid is.
- Weten wat een passende en niet passende onderwijsomgeving is voor de leerling om hoogbegaafd gedrag of prestatie te laten zien.
- Onderscheid maken in gedrag: gedrag dat ontstaat in een niet passende en wel passende onderwijsomgeving.
Laten we beginnen met een (zeer) beknopte beschrijving wat hoogbegaafdheid is.
Hoogbegaafdheid
De Amerikaanse psycholoog Joseph Renzulli definieerde hoogbegaafdheid als de interactie tussen drie aanlegfactoren: een bovengemiddelde capaciteit, taakgerichtheid en creativiteit. Onder creativiteit kun je verstaan: het kunnen bedenken van originele oplossingen, vindingrijkheid of bijvoorbeeld een probleemoplossend vermogen hebben.
Renzulli heeft hier nog een belangrijke aanvulling op. Hij spreekt niet van ‘de hoogbegaafde’ als een zelfstandig naamwoord, maar van hoogbegaafd gedrag.
Hij zegt hierover dat je hoogbegaafd gedrag kunt zien:
- bij bepaalde mensen (met kenmerken), maar niet alle mensen;
- op bepaalde momenten, maar niet alle momenten;
- in bepaalde gebieden (waar interesse ligt), maar niet in alle gebieden.
Dit is treffend en van belang, want dit maakt inzichtelijk dat hoogbegaafd gedrag niet altijd gezien kan worden.
De Duits-Nederlandse ontwikkelingspsycholoog Franz Josef Mönks ging voort op het model van Renzulli. Hij plaatste de aanlegfactoren in de context van de omgeving. De leerling heeft een passende omgeving nodig om de aanleg tot ontwikkeling te doen ontvouwen.
Om te spreken van zichtbare hoogbegaafdheid moet er volgens Mönks sprake zijn van:
- de aanwezigheid van drie aanlegfactoren: hoge intellectuele capaciteiten, motivatie en een creërend denkvermogen;
- de interactie tussen de drie aanlegfactoren (zie de overlap van de cirkels in het model);
- en een stimulerende, gunstige omgeving vanuit school, gezin en peers (ontwikkelingsgelijken).
Het getoonde model is de gangbare Nederlandse uitleg van het model Renzulli-Mönks. De vertaling van de drie ringen van Renzulli is niet correct.
In maart 2019 heb ik Renzulli ontmoet en de volgende uitleg ontvangen:
- Renzulli spreekt over ‘above average abilities’. Hij spreekt niet over hoge intellectuele capaciteiten, maar over bovengemiddelde capaciteiten. Het specifieke woord ‘intellectueel’ staat niet zijn model.
- Renzulli spreekt over ‘task commitment’. Hij spreekt dus niet over motivatie, maar over taakgerichtheid (toewijding, gedrevenheid, motivatie die in actie is omgezet).
- Door de driehoek van Mönks lijkt het alsof de invloed van gezin, school en vrienden een toevoeging is aan het model van Renzulli, terwijl dit in het oorspronkelijke model van Renzulli ook al toegevoegd was in een geruite achtergrond. Renzulli geeft dus ook aan dat de omgeving een rol speelt in de mogelijkheid om de drie ringen samen te brengen, waardoor in de overlap van de ringen hoogbegaafd gedrag of een hoogbegaafde prestatie mogelijk wordt.
- Renzulli geeft expliciet aan dat er géén sprake is van altijd de hoogbegaafde zijn, maar dat er sprake is van hoogbegaafd gedrag bij bepaalde mensen, op bepaalde momenten en in bepaalde omstandigheden of gebieden (waar interesse ligt).
Uit literatuur en onderzoek blijkt echter dat hoogbegaafde kinderen naast hun cognitie ook een hoge mate van gevoeligheden kennen. Hier worden termen aangegeven als: hoogsensitief, hooggevoelig, intens of overexcitabilities.
Tessa Kieboom beschrijft hoogbegaafdheid met behulp van twee luiken. Zij noemt dit het cognitieve luik (het denken) en het zijnsluik (het voelen). In het cognitieve deel noemt zij dezelfde eigenschappen als in het Nederlandse model Renzulli-Mönks. Deze eigenschappen leiden tot leerhonger.
Zij voegt er echter het zijnsluik aan toe. In het zijnsluik noemt zij de volgende aanvullende eigenschappen:
- perfectionisme
- een groot rechtvaardigheidsgevoel
- een kritische instelling
- een hoge mate van gevoeligheid
Het begrip hoogbegaafdheid is dus breder dan alleen intelligentie.
Omgeving
Dit kleine stukje tekst geeft alweer meer informatie over wat hoogbegaafdheid is. Het wordt duidelijk dat hoogbegaafd gedrag of prestatie pas zichtbaar kan worden bij een passende omgevingscontext: het gezin, de peers en de schoolomgeving zijn van belang om het zichtbaar te maken.
Als ik de vraag stel om een onderzoek te doen over passend onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen op een SO of mavo/vmbo-school dan krijg ik elke keer te horen: nee, bij ons zitten ze niet.
Ik vraag me dan af:
- Heb je kennis van hoogbegaafdheid om dit te signaleren en signaleer je ook structureel? Als je helemaal niet actief en met kennis signaleert, hoe weet je dit dan?
- Weet je dat er ook (hoog)begaafde leerlingen zijn met leer- en gedragsproblemen die van een reguliere school naar het SO worden verwezen?
- Weet je dat er (hoog)begaafde leerlingen afstromen van vwo, naar havo naar vmbo?
- Weet je dat 8 jaar onder je niveau werken op de basisschool invloed heeft op je werkhouding, motivatie en gedrag?
- Weet je dat sociaal, emotioneel en intellectueel ontwikkelen goed uit de verf komt als je ook de kans hebt gekregen te leren met gelijkgestemden, ontwikkelingsgelijken en een verrijkend onderwijsaanbod?
- Weet je het verschil tussen uitdaging en verrijking en welke invloed dit heeft op de prestatie & het gedrag dat dan zichtbaar wordt? Uitdaging bieden gaat om taken die wezenlijk moeilijker zijn. Verrijking bieden gaat om taken die betekenisvol zijn in de ogen van de leerling. Prestaties en gedrag zijn beter bij verrijking.
Talentontwikkeling
In veel beleidsplannen van scholen (PO/VO) staat dat ieder kind een talent heeft en zich met welbevinden dit talent mag ontwikkelen. Maar zijn we eigenlijk wel voldoende in staat om het potentiële talent te zien en talent te ontwikkelen als we onze focus hebben op aanbieden van het bestaande onderwijsprogramma? Of speelt gebrek aan tijd en kennis ons parten en kunnen we leerlingen onderschatten?
Het is niet alleen tijd en kennis dat ons parten speelt. Als het gaat om leerlingen begeleiden zie ik regelmatig het begeleiden van problemen, achterstanden of fixen van vaardigheden. Hier gaat meer tijd en aandacht naartoe. Er is veel minder tijd en aandacht voor talentontwikkeling: focus op het potentieel wat al aanwezig is.
In mijn boek ‘Uitdagend of verrijkend onderwijs?’ beschrijf ik dit als volgt:
Als ik een studiedag verzorg op een school over de basismodule ‘signaleren van hoogbegaafde leerlingen’, dan vraag ik vaak bij de start: noem eens wat kenmerken van hoogbegaafdheid.
De volgende opsomming krijg ik dan vaak als kenmerken van hoogbegaafdheid: intelligent, lui, sociaal- en emotioneel achterlopend, creatief, onderpresterend, andersdenkend, beetje autistisch, geen vriendjes hebbend.
Dit gaf voor mij de aanleiding om een oefening te maken met de vraag: wat is hoogbegaafdheid wel en wat niet. Wij noemen het de ‘schietschijf-oefening’.
Het bestaat uit drie cirkels, zoals een dartbord. In de kern, bull’s eye, worden alle kenmerken van hoogbegaafdheid gelegd. In de tweede ring mag je alles neerleggen dat een direct gevolg is van het kenmerk. Al het andere mag je in de derde ring leggen: dit zijn overige verschijnselen die niet behoren tot de kenmerken of de directe gevolgen van de kenmerken van hoogbegaafdheid.
Voorbeeld.
Een kenmerk van hoogbegaafdheid is de hoge intelligentie. Een direct gevolg van deze hoge intelligentie is een hoger leertempo: met minder oefening en herhaling de reguliere leerstof beheersen (feitelijk is dit van te laag niveau).
Onderpresteren is niet direct gelinkt aan één van de kenmerken en behoort dus tot de derde cirkel van overige verschijnselen. Onderpresteren is een fenomeen dat door veel meer kinderen in het onderwijs wordt ervaren. Hetzelfde geldt voor faalangst, lui zijn, sociaal- of emotioneel achterlopen, autisme en wel of geen vriendjes hebben.
Onze focus is regelmatig op de buitenste blauwe ring: de randverschijnselen. We gaan werken aan de leer- en gedragsproblemen. Dit betekent dat we niet bezig zijn met de binnenste ring: de kenmerken van (hoog)begaafdheid en dus niet bezig zijn met het potentieel te ontwikkelen.
Leer- en/of gedragsproblemen behoren niet tot de beschrijving van hoogbegaafdheid. Maar kunnen er wel zijn bij (hoog)begaafde leerlingen. En menigmaal is onze focus gericht op die leer- en/of gedragsproblemen. Als hier enkele jaren de focus op is gericht, dan is ook de kans groot dat ‘potentieel’, ‘hoogbegaafdheid’ of ‘talent’ onzichtbaar is geworden. James Webb heeft hier volop onderzoek naar gedaan en een boek over geschreven ‘Misdiagnose en dubbeldiagnose bij hoogbegaafdheid’.
Als het leer- en/of gedragsprobleem voorliggend is en daar de meeste onderwijsinterventies op zijn gericht, dan wordt de kans klein dat je een onderwijsomgeving biedt die (hoog)begaafd gedrag of prestatie zichtbaar maakt. Diverse bekende impactvolle mensen in de wereld zijn daar een voorbeeld van: zij hebben hun talent pas kunnen laten zien toen ze school verlieten.
En zo komen (hoog)begaafde leerlingen in het SO of op de mavo/vmbo waar het leer- en/of gedragsprobleem uitvoerig is beschreven in het dossier van de leerling. Je vindt hier geen spoortje terug van de werkelijke potentie of het talent van de leerling. Waarom niet? Omdat de leerling dit nooit heeft laten zien.
Maar dan is de leerling toch niet hoogbegaafd? Dat weet je niet. De kans is aanwezig dat de onderwijsomgeving niet passend is geweest, waardoor leer- en gedragsproblemen zijn ontstaan en talentontwikkeling niet mogelijk was.
Gedrag is vaak een signaal richting de omgeving van het kind: het gezin, de peers en de schoolomgeving. De omgeving doet ertoe om je (hoog)begaafde gedrag of prestatie te laten zien aldus de wetenschappers Renzulli, Mönks en Kieboom.
Keer dit dus niet om vanuit vooringenomenheid, uitgangspunt of vooroordeel. Als je ongewenst of gewenst aangepast gedrag ziet, wees dan alert dat je de leerling ook zou kunnen ónderschatten en dat je de omgeving onder de loep moet nemen.
Onderzoek dit eerst, voordat je het antwoord geeft: nee, bij ons zitten ze niet.
We vinden het fijn als je onze blogs deelt. Voor veel blogs hebben we een PDF gemaakt. Je kunt dit dan downloaden en delen: de bronvermelding staat daarin.
Let op: wij hebben dyslexie en je wordt in onze teksten dus met onze imperfectie geconfronteerd 🙂 . We kiezen voor gratis veel leesvoer maken zonder extra kosten.
Niks missen?
Het is fijn als passend onderwijs ook voor (hoog)begaafde leerlingen wordt gerealiseerd. Wij zetten ons daarvoor in. We delen elke 2 weken gratis een blog met een cadeautje.Wil je niks missen? Schrijf je in voor onze inspiratiemails.